Het drukken op keramiek is een indirecte druk. Dat is ook de reden dat de gravure leesbaar werd gestoken. Er moest eerst een afdruk worden gemaakt op heel fijn drukkerspapier. Tot omstreeks 1900 gebeurde het afdrukken in Maastricht op handpersen. Een handpersinstallatie bestond uit een ijzeren tafel,met daaraan bevestigd de eigenlijke pers. De tafel werd verwarmd tot een temperateur van ongeveer 130 graden Celsius.De warmte was noodzakelijk om de verf, die bestond uit een mengsel van fijngemalen onderglazuurverf en olie vloeibaar te houden. De drukker legde de gravure in een uitsparing in de tafel, zodat de bovenkant van de koperen plaat en het tafelblad op precies gelijke hoogte waren. Hij verspreidde met een houten spatel de verf over de gravureplaat. De overtollige verf werd vervolgens zorgvuldig verwijderd en de koperen plaat tenslotte met een zachte doek schoongewreven. De drukker nam dan een met zeepwater geprepareerd stuk drukkers papier en legde dat voorzichtig op de koperen plaat. De gravureplaat met het papier werd dan door de persinstallatie
op de tafel gehaald.Nadat de pers was teruggedraaid,kon het papier van de plaat worden getrokken.